maandag 6 juli 2009

Blunderpsalm

1 Voor de blundercapo. Een psalm van Tamminga
2 Toen Peter B. hem erbij had gelapt nadat hij zijn dame had laten slaan op d1
3 Heb medelijden met mij, o Schaken,
4 Verlos mij van mijn geblunder
5 Want ik ken mijn blunders, 's nachts droom ik van ze
6 Ik heb geblunderd en de nul was een verdiende straf
7 Bij mijn geboorte blunderde ik al, ik ben een geboren blunderaar
8 U wilt correct spel op het bord. Met Fritz leert gij mij de juiste varianten
11 Kijk niet naar mijn fouten, en vernietig mijn geblunder
12 Leer mij uw theorie, en geef mij een hele hoge rating
13 Neem mij mijn vorm niet af, en laat mij niet degraderen
14 Geef mij het plezier in het schaken terug, help mij met een goede rating
15 Dan zal ik blunderaars de juiste zetten laten zien, zodat sufferds leren
schaken
16 Laat mij niet zonder een verdiende revanche
17 Zet mij hoog op de ranglijst, zodat ik weer kan juichen
18 Want u houdt niet van incorrecte offers, dat ik zomaar mijn paard of
dame offer. Het was ook geen offer, het was een blunder
19 De offers aan het schaken zijn een knarsend brein, een ontwricht sociaal
leven, drank, sigaretten, onze vrouwen, psychoses; maar onze gebroken
levens veracht u niet, o Schaken.
20 Maak Hotels.nl landskampioen en laat de interne weer vol stromen
21 U hebt plezier in correcte offers, perfect uitgevoerd stukoffers; pionnen,
lopers, torens, paarden en dames, kwallen, tempi, open lijnen en
opposities, alles zullen we offeren op 64 velden.

Boetpsalm 51
1 Voor de koorleider. Een psalm van David
2  toen de profeet Natan bij hem gekomen was, nadat hij tot Batseba was gekomen.
3 Wees mij genadig, o God, naar uw goedertierenheid, delg mijn overtredingen uit naar uw grote barmhartigheid; 4 was mij geheel van mijn ongerechtigheid, reinig mij van mijn zonde.
5 Want ik ken mijn overtredingen, mijn zonde staat bestendig vóór mij.
6 Tegen U, U alleen, heb ik gezondigd, en gedaan wat kwaad is in uw ogen,
opdat Gij rechtvaardig blijkt in uw uitspraak, zuiver in uw gericht.
7 Zie, in ongerechtigheid ben ik geboren, in zonde heeft mijn moeder mij ontvangen.
8 Zie, Gij wilt waarheid in het verborgene, in het geheim maakt Gij mij wijsheid bekend.
9 Ontzondig mij met hysop, dan ben ik rein, was mij, dan ben ik witter dan sneeuw;
10 doe mij blijdschap en vreugde horen, laat het gebeente dat Gij verbrijzeld hebt, weer jubelen. 11 Verberg uw aangezicht voor mijn zonden, delg al mijn ongerechtigheden uit.
12 Schep mij een rein hart, o God, en vernieuw in mijn binnenste een vaste geest;
13 verwerp mij niet van uw aangezicht, en neem uw heilige Geest niet van mij;
14 hergeef mij de blijdschap over uw heil, en laat een gewillige geest mij schragen.
15 Dan zal ik overtreders uw wegen leren, opdat zondaars zich tot U bekeren.
16 Red mij van bloedschuld, o God, God mijns heils, laat mijn tong over uw gerechtigheid jubelen; 17 Here, open mijn lippen, opdat mijn mond uw lof verkondige.
18 Want Gij hebt geen behagen in slachtoffers, dat ik die brengen zou; aan brandoffers hebt Gij geen welgevallen. 19 De offeranden Gods zijn een verbroken geest; een verbroken en verbrijzeld hart veracht Gij niet, o God. 20  Doe wèl aan Sion naar uw welbehagen, bouw de muren van Jeruzalem. 21 Dan zult Gij behagen hebben in offers naar de eis, brandoffers in hun geheel gebracht; dan zal men stieren op uw altaar offeren.

NBG-vertaling 1951© Nederlands Bijbelgenootschap

zondag 28 juni 2009

De geest van Bril

De zaal is vol van een lome warmte en een gewijde stilte onder schel, profaan TL-licht. Mannen zitten zwijgend gebogen over hun borden en roeren afwezig in hun koffie.
Het zijn mannen met een missie. Hier wordt een ding gebouwd. Hier geldt slechts een doel: de stelling van de man aan de overkant verpulveren en het hart van zijn koning er uit rukken. Of iets banaler: een kwal veroveren, een goede loper laten penetreren, een pionnetje snoepen.
Hier wordt geschaakt.
Aan de zijkant van de zaal staat een man met een baard en zonder bril te praten met een man met een bril maar zonder baard. De voorzitter en Hiddo. Ik kan niet precies horen waar het over gaat maar ik woorden als 'jeugdteam, sponsor, kampioenschap' op.
Enkele spelers richten zich enigszins op uit hun gebogen houding en werpen een geïrriteerde blik richting het duo. Iemand loopt naar ze toe en legt een vinger op zijn lippen, er worden excuses gemaakt en twee meter verderop zetten de mannen hun gesprek voort. Bij het praten over schaken wordt zelden geschaakt.
Aan de bar wordt op zachte toon koffie en fris besteld. Bier nog niet, voor bier is het is nog te vroeg. Een schaker dient tenminste tot aan het middenspel nuchter te zijn. Pas in het eindspel kan enige alcohol helpen, hoewel er dan soms alsnog gewonnen of houdbare stellingen worden geruïneerd.
Er spelen deze avond weer een paar vrouwen mee. Dat was lang geleden. Volgens Levon Aronian is schaken te wreed voor vrouwen en daarom kunnen ze het niet.
De ene vrouw wint en de ander verliest. Daar worden we dus niet veel wijzer van. Misschien komen ze pas als de zon weer schijnt, als rokjesdag geweest is.
Enfin.
Na een paar uur komt er meer beweging. Het epicentrum verplaatst zich van rechts naar links van de zaal. Praten en schaken blijken opeens goed samen te gaan. De verliezer ziet het licht en realiseert zich hoe het had gemoeten. 'Maal f7 dus!!' De ander mompelt iets over tijdnood en dat het iedereen kan overkomen.
En dat is ook zo.

Goede schrijvers kunnen zelden schaken. Andersom komt meer voor. Martin Bril schaakte niet, lijkt me. Na een kwartier zou hij zijn weggerend naar een stukje dat wachtte om geschreven te worden, of naar een optreden op TV of een ander podium. Maar van hem had ik graag eens een column willen lezen over het leven op een schaakclub.


Schrijver en Volkskrant-columnist Martin Bril overleed enkele weken geleden. Om hem te herdenken vroeg de Volkskrant een aantal schrijvers een stukje te schrijven op de plaats en in de geest van Bril.
Mij helaas niet. Daarom doe ik hier een poging, in mijn eigen hoekje.

Schaakmukkië (II)

Op de extra ledenvergadering zullen alle rituele onderwerpen van een ledenvergadering passeren. De leegloop van de interne en dat onbegrijpelijke competitiesysteem dat ieder jaar verandert. De slechte locatie die toch veel voordelen biedt, de laksheid van spelers in sommige teams, nut en nadeel van de sponsoring, de bar waar je niet mag praten. Het ging er op de reguliere vergadering in september al zorgwekkend weinig over. Blijkbaar is de behoefte om het er jaarlijks over te hebben toch wel zo groot dat we er nu in het voorjaar nog eens voor gaan zitten.
Ik zou hier van de gelegenheid gebruik willen maken om het geheugen van de auteurs van die alarmerende opstellen uit de vorige En Passant wat op te frissen. In het jaar dat de sponsoring van SC Groningen een hoogtepunt bereikte, het Share Dimensionjaar, het jaar dat SC Groningen het Chelsea van het schaken moest worden, het jaar dat we landskampioen zouden worden en het jaar daarop de Europacup zouden winnen, ik wist niet eens dat er een Europacup voor schaakteams was en volgens mij hebben we daar ook nooit weer iets van gehoord, weet iemand toevallig of Groningen nog aan die Europacup heeft meegedaan?, in dat jaar promoveerden er wel een stuk of vier NOSBOteams en was er in de interne competitie een enorme toeloop van huisschakers die het wel eens op een club wilden proberen en volgens mij zelfs mensen die nog nooit een schaakstuk hadden aangeraakt. Ze kregen training van mensen uit de hogere teams, en de meesten zagen we na één a twee jaar niet weer terug. Dat van die vier promoties kan ook gemakkelijk worden verklaard: door dat blik grootmeesters dat met veel geld weld open getrokken zakten de 'eigen' spelers een team waardoor een groot deel van de club een team lager speelde dan het jaar er voor. Het jaar erop landde iedereen op een niveautje hoger weer in de realiteit en moest er over de hele breedte tegen degradatie worden geknokt.
Maar het schaken leefde dat jaar. Zeg dus niet dat een zak met geld alleen maar ellende brengt. Natuurlijk heb ik ook liever dat het spontaan gezellig wordt en dat iedereen zelf vol overgave in de interne en voor zijn team schaakt, maar tegenwoordig moet je nu eenmaal alles kopen. Zelfs clubleven. En een enthousiast team op niveau. En eergevoel.
Nog een stukje geschiedenis: Johan Zwanepol maakte op de laatste vergadering een behartenswaardige opmerking over die leeglopende interne. 'Er worden steeds meer schaakevenementen georganiseerd voor steeds minder schakers'. Ondertussen stampt Zwanepol wel het een na het andere toernooi uit de grond. Maar hij staat niet alleen. Groningen wordt overwoekerd door een wildgroei aan stichtingen, instellingen en competities die allemaal het schaken willen promoten. Ieder voor zich willen ze een bijdrage leveren aan het schaken en ieder voor zich dragen ze bij aan de versplintering.
Stichting schaak, stichting schaakontwikkeling, stichting schaakstad, stichting talententeam Unitas, stichting topteam hotels.nl, hotels.nl competitie, Jannes Bokaal, Persoonlijk Nosbokampioenschap. Vindt nog maar eens tijd voor een clubavond.
Groningen wordt langzamerhand een tweede Schaakmukkië, maar dan met een complete anarchie in plaats van een dictator die de boel regelt.
De gemiddelde schaker heeft de club niet meer nodig. De club is voor mensen die een beetje kunnen schaken maar niet zo goed, die het voor de lol doen met af en toe een serieuze wedstrijd tussendoor en die wel leuk vinden om op de club met gelijkgestemden een biertje na te drinken. Voor degenen die echt willen schaken is de club niet meer interessant. Wie echt wil schaken speelt echte wedstrijden en serieuze toernooien waar harde ratingpunten kunnen worden verdiend.
In het Share Dimensionjaar was Groningen weer even De Schaakclub. En dat zouden schaakclubs moeten uitstralen: Wij zijn de schaakclub, hier wordt geschaakt.
Ik hoop dat we buiten kunnen zitten 12 mei. In de zon, biertje er bij, beetje ouwehoeren over de goeie ouwe tijd. Wordt het misschien nog best gezellig.

donderdag 26 maart 2009

Schaakmukkië

Jelle Brandt Corstius trekt voor VPRO-televisie van Moskou naar Magadan, en brengt daarmee het moderne Rusland in zoveel mogelijk facetten in beeld. Onderweg besteedt hij een aflevering aan Kalmukkië.
Toen ik jaren geleden die naam voor het eerst hoorde dacht ik dat het uit de Donald Duck kwam, als parodie op de klassieke bananenrepubliek.
Maar Kalmukkië bestaat echt. Het is een parodie op en een echte bananenrepubliek ineen. De werkloosheid en de armoede zijn enorm.
De president van Kalmukkie is Kirsan Iljoemzjinov, tevens voorzitter van de FIDE en daarmee ons schakers aller leider.
Volgens Brand Corstius is Iljoemzjinov miljonair in de zoveelste graad geworden ten tijde van het Russische 'cowboykapitalisme' van de jaren '90. Voor een paar honderd dollar een fabriek kopen en dan binnen een paar maand miljonair zijn. Daarna werd hij president van 'zijn' republiek en voorzitter van de wereldschaakbond, waarbij royaal met dollars is gestrooid.
Brandt Corstius bezoekt een school. Een bijzondere school, want hier kwam vroeger een bijzondere leerling. Inderdaad, hij. Hij is zelfs cum laude afgestudeerd, al dan niet in retrospectief.
Schaken is nu het belangrijkste vak op school. ‘Schaken leidt tot een ander denken,’ zegt de onderwijzer. Schakers projecteren situaties uit het leven op het schaakbord, waardoor alles aan logische wetten wordt getoetst. De kinderen lijken heel enthousiast, zeker voor de camera. Zelfs op het schoolplein wordt driftig geschaakt.
Na vier dagen bellen lukt het Brandt Corstius de president te spreken te krijgen. Die resideert in zijn paleis in City Chess. Dat is een groot villadorp dat uit de grond is gestampt voor de Schaakolympiade van 1998. De Schaakstat kostte miljoenen, belasting- en vermoedelijk crimineel geld dat daar werd witgewassen. De journaliste Larissa Judina die daar onderzoek naar deed werd vermoord door een lijfwacht van de president. Nu staan de villa's leeg en beginnen ze te verzakken.
'Schaken komt van God of uit de kosmos,' zegt Iljoemzjinov tegen Brandt Corstius. Ons DNA heeft 64 elementen een schaakbord heeft 64 velden.
'Ongelofelijk, wat een toeval,' stamelt Brandt Corstius.
'Nee,' doceert de president, 'De filosofie zegt dat toeval verborgen wetmatigheid is.'
Op straat zijn ze het er niet over eens. Van schaken wordt je een beter mens, zegt de een.
Hij moest maar eens ophouden over dat geschaak en iets aan de economie doen, vindt de ander. Bijna alle fabrieken gaan dicht, de economie ligt plat en mensen trekken weg om in Moskou een bestaan te zoeken.
Na het gesprek stappen ze in de Rolls Royce van de president. Van zijn eigen geld gekocht, vertelt hij trots. ‘Op zo’n manier bespaar ik de overheid geld. Het zijn betrouwbare auto’s.
We komen in de schaakwereld regelmatig mensen tegen die vermakelijk, wat vreemd of niet helemaal goed bij hun hoofd zijn. Soms tot in de schaakbesturen. Dan hoop je maar dat daar een verstandig mens naast zit. En dat is wel één van de charmes van de schaakwereld. Maar de wereldwijde schaakgemeenschap maakt zichzelf al een jaar of tien compleet belachelijk door zich te laten leiden door zo'n idioot.

maandag 2 februari 2009

Waarom vrouwen niet kunnen schaken

Levon Aronian had voor Corus een nieuwe hoed gekocht.
En een nieuw pak. Ieder toernooi vraagt zijn eigen kleding, vindt hij.
In de NRC van 16 januari geeft hij heeft een verklaring waarom er zo weinig vrouwen schaken. “Schaken is een wreed spel, je moet voor bloed gaan en daar zijn vrouwen te gevoelig voor. Dat gaat tegen hun natuur in, tenminste in mijn klassieke beeld van vrouwen. In schaken moet je kwaadaardig zijn en erg agressief. Als je verliest zijn er geen excuses. Daar zijn meisjes te aardig voor. Het wrede van schaken is het verliezen.”
Vrouwen moeten dus een dubbele inspanning leveren om met de mannen mee te kunnen schaken. Eerst moeten ze hun eigen aardigheid en gevoeligheid overwinnen om een noodzakelijke basishoeveelheid wreedheid te kweken en daarna moeten ze zich op dat vlak meten met mannen die dat van nature al in zich hebben. Dat vereist dubbele inzet. Als we Aronian willen geloven moeten vrouwen die wel schaken op redelijk of hoog niveau daarom wel gruwelijke monsters zijn.
Op de wetenschapspagina van dezelfde krant gaat het ook over schakende vrouwen. Dat er zo weinig vrouwen schaken komt gewoon doordat er minder meisjes dan jongens beginnen met schaken, stelt Merim Bilalic van de universiteit van Oxford. De gemiddelde rating is hetzelfde, de uitval bij schakende jongens en meisjes ook. Bilalic gooit het op culturele verschillen: Schaken wordt gezien als een mannensport. Meisjes krijgen van jongs af aan te horen dat ze het toch niet kunnen en er dus ook niet aan hoeven te beginnen.
Al met al komen we dus nauwelijks dichter bij een antwoord op de vraag waarom vrouwen niet kunnen schaken.
Ik heb eens gelezen dat sport allereerst een middel is voor mannen om uit te maken wie het zwaarst geschapen is. De beste sporter bewijst dat hij de grootste pik heeft en daarmee zeer aantrekkelijk is voor de vrouwen.
Dat geldt dan alleen voor mannensport. Bij een gemengde sport als schaken roept het een complicatie op: een vrouw kan overtuigend bewijzen dat ze de grootste heeft en dan heeft ze hem nog niet. Zo bekeken zitten vrouwen dus voor niks te schaken en het is dan ook geen wonder dat de meesten er niet eens aan beginnen.
Een heel vrouwelijke verklaring stond in het dagelijks magazine van het pas gehouden Schaakfestival. Daar zegt schaakster Marlies Bensdorp dat het komt door de sociaal weinig vaardige en slecht verzorgde mannen die je wel eens tegenkomt in de schaakwereld. “Weet je wel hoe vaak het stinkt in de speelzaal?!”
Ik vrees dat de hele hoedenkast van Aronian daar niet tegenop kan.
Het advies dus voor alle mannen die wel eens wat vaker een vrouw tegenover zich aan het bord willen: Zeg iets aardigs en ga in het vervolg voor het schaken onder de douche in plaats van er na of helemaal niet. En koop eens een nieuw schaakpak.

Wie stopt Roel Donker?

Kampioen en clubicoon Erik Hoeksema is, aan de vooravond van het jaar van zijn tiende titel op rij, gaan bridgen op dinsdag. Er moet dus een nieuwe kampioen komen.
Een kampioen die stopt zonder te zijn onttroond, we zagen het alweer enige jaren geleden in de Tour de France, en onlangs in het vrouwentennis. Chaos aan de top daar sinds Justine Henin is gestopt. En de eerste twee Tours na Armstrong werden beslist in laboratoria, rechtbanken en ploegleidersbussen. Pas na een jaar of drie is er waarschijnlijk weer iemand die de rol van patron op zich kan nemen, tenzij The Boss besluit alsnog zelf terug te keren in Frankrijk.
Een kampioen die stopt, het blijft vreemd. Kampioenen verdwijnen in de regel omdat ze worden verslagen. Dat houdt de geschiedenis van de sport in beweging. Merckx en Indurain, McEnroe, Sampras en Federer, Koss en Ritsma, Karpov, zelfs Kasparov en nu weer Kramnik, ze waren lange tijd ongenaakbaar en werden daarna door een nieuwe kampioen aan de kant geschoven. Een kampioen die er zelf mee stopt vereeuwigt zichzelf , maar onderbreekt daarmee ook het dialectisch proces van de sport.
In de chaos op de club stond een pelotonnetje kroonprinsen klaar om de vacante titel op te eisen. Houtman, Van Putten, Bodewes, Edwin en Hiddo... allemaal klaar voor de strijd. Tegelijk wetend dat het een magere titel wordt omdat de lege plaats van de beste zo duidelijk zichtbaar is. Niemand meer om de tanden op stuk te bijten, niemand meer die ten koste wat het kost verslagen moet worden.
Tot er na een paar competitieronden een wat schuchtere jongeman met lange blonde haren binnen kwam. Roel Donker. Hij bond de een na de andere titelfavoriet aan zijn zegekar. Van Putten, Houtman, Bodewes, de Zuiderstegen, de barman, allemaal gingen ze er aan. Alleen de kleine Casper Rupert hield dapper stand en sleepte er tegen Donker een remise uit.
Ik moest denken aan de Oudtestamentische verhalen over Samson (Simson voor de bijbelvaste lezers). Hij velt de horden Filistijnen met de blote vuist en zij stellen alles in het werk om het geheim van zijn kracht te vinden. Pas las er een hele mooie vrouw op hem losgelaten wordt laat hij zijn geheim los. Als zijn haar er af gaat zal hij machteloos zijn, zegt hij, en zo geschiedt.
Toen Roel Donker onlangs in de wedstrijd tussen het 3e en 4e team ook Arjen Tilstra versloeg, was het duidelijk. Schaakclub Groningen heeft een nieuwe meister. Wie of wat zal hem nog kunnen stoppen?
Voor alle Filistijntjes met nog een restje titelaspiratie heb ik de volgende suggestie: stuur een bloedmooie vrouw op Roel af en laat haar proberen hem zijn geheim te ontfutselen. Blijf ondertussen trouw op de club komen, onderhoudt uw theorie en speel uw wedstrijden. Als Donker op een dag met gemillimeterd hoofd op de club verschijnt weet u dat u moet toeslaan.
Anders: Leve de koning en leve een nieuw tijdperk.

Opgesloten dingetje

Annemarie Prins, aan tafel bij VPRO’s Zomergasten, had als eerste fragment in de uitzending van 17 augustus gekozen voor het bekende interview van Mies Bouwman met Jannes van der Wal, in 1982. Hij was net wereldkampioen dammen geworden.
Jannes zit bijna een meter bij de microfoon vandaan en moet na iedere vraag helemaal naar voren buigen om zich verstaanbaar te maken. Op verzoek van Mies Bouwman om wat dichter bij de microfoon te gaan zitten, schuift Jannes met omslachtige armzwaaien en gewieg met zijn bovenlichaam tien centimeter naar voren.
‘Jannes, hoe voel je je,’ vraagt Mies.
‘Een beetje leeg,’ zegt Jannes, ‘want ik heb niks meer te presteren.‘
Of hij niet nog een keer wereldkampioen kan worden, vraag Mies. ‘Ja, maar ik wil altijd hogerop,’ zegt Jannes.
‘En verder is er niks?’
‘Nou ja, het heelal ofzo, maar ik weet niet of ehh, of ze daar ook dammen, maar ik ben wel nieuwsgierig.’
Achteraf weten we nu dat het voor Jannes van der Wal niet het heelal geworden is maar het schaken, waar hij ook best goed in was.
Na de uiteenzetting over dammen in het heelal probeert Bouwman het gesprek weer wat down to earth te krijgen en begint te vissen naar de leeftijd van Jannes. Die weet deze onverwachte wending maar matig te verwerken, zit wat schaapachtig te grijnzen en kan geen woord meer uitbrengen. ‘Kom eens wat dichterbij Jannes,’ kakelt Mies, dit alles op een toon alsof ze een kleuter bij de uitreiking van het veterstrikdiploma toespreekt. Dat laat Jannes zich geen twee keer zeggen en hij kruipt bijna bij haar op schoot. Er volgt nog een onbenullige vraag waarom Jannes als Fries in Groningen woont (‘Nou, kijk, het is voor veel Friezen gebruikelijk dat als ze hun schooldiploma hebben gehaald ze gaan studeren aan de universiteit.’ ‘Studeer je, Jannes?’, ‘Nee, maar eehh, er is gewoon een bepaalde verhuizing van Friesland naar Groningen omdat daar een universiteit is en daar niet’, probeert Jannes het nog eens duidelijk te krijgen maar het lukt niet meer).
Zomergast Annemarie Prins, regisseur en actrice, legt omslachtig uit dat ze de manier waarop Jannes voor de camera dichtsloeg zo herkende, dat ze tijdens een optreden soms ook zomaar totaal zonder woorden staat en dat ze het een schandaal vindt dat iemand als Jannes in zo’n situatie bij zo’n aanmatigend kwekkende Mies Bouwman wordt gebracht. Een gekooid en gemanipuleerd dier, noemt ze hem, gebruikt om wat studiogasten en tv-kijkers aan het lachen te maken.
‘Want,’ zegt ze dan met gewichtige stem, ‘dammers en schakers hebben toch een licht in zichzelf opgesloten dingetje.’
Ik denk dat deze uitsmijter van Prins al het verdere spreken overbodig maakt.
Bij dezen wens ik u daarom een prettig seizoen. Pas goed op uw dingetje en laat het niet ontsnappen.

Schaakvoetbal

‘Het was heel slecht tegen Frankrijk,’ zei ik tegen Edwin.
Dat was op dinsdag, na Nederland-Roemenië. Ik had geschaakt, zoals het hoort op dinsdag, hij had voetbal gekeken en kwam even nabeschouwen.
Het liep dan wel mooi voorin, met Robben en Van Persie en de anderen die er vier in schoten tegen Frankrijk één, maar iedereen kon zien dat het Nederlandse centrum bijna de hele wedstrijd lang totaal overlopen werd. Weggeblazen. Er stond niet eens een middenveld.
Sowieso, als je keeper je beste man is deugt er iets niet bij de rest van het team.
Edwin zei dat ik niet moest zeuren en blij moest zijn dat Nederland zo fantastisch voetbalde en van die mooie overwinningen haalde. En dat de sfeer zo goed was.
Wat ontbrak was iemand die het middenveld overeind kan houden, een sloper die daar een oorlogje kan voeren. Een Makelele, een Gattuso, hoewel dat dit EK misschien slechte voorbeelden zijn. Davids dan, Wouters, Neeskens. Inderdaad, Van Bommel.
Van Bommel is een sfeerverzieker, zei Edwin.
Net wat we nodig hebben, zei ik. Ik had al lang gehad met die geweldige sfeer en die kindjes na de wedstrijd en jongens die elkaar de bal de hele tijd zo gunden. Al die gezelligheid, al die klefheid er omheen, waar moest dat naar toe als het er echt om zou gaan?
Maar dat was dan misschien nog een bijkomstigheid, erger was het Nederlandse middenveld dat telkens door het ijs zakte.
Iedere schaker weet dat het centrum de plaats is waar alles gebeurt. Van jongs af aan wordt dat er ingeramd. Wie het centrum in handen heeft, heeft de wedstrijd al half gewonnen. Sterke centrumpionnen moet je dus hebben, van die etterige galbakken die er alleen maar staan om de fraaie plannen van de tegenstander te dwarsbomen, en daaromheen gebeurt de rest. Alles naar voren gooien, zoals Nederland deed tegen Frankrijk, mag in je vroege schaakjeugd, maar daarna dat centrum, dat centrum. Daar moet de slag gewonnen worden.
Van Basten gokte een keer goed met z’n extra aanvallers. Kwa kansen stond het ongeveer gelijk, maar het was een soort loterij. Twee totale mataanvallen tegelijk, en degene met de slechtste keeper verloor.
Schaakvoetbal is een scheldwoord, gebruikt door ontevreden supporters die flitsend, attractief en dominant aanvalsspel willen zien. Maar voor San Marco en co was het niet verkeerd geweest als hij zich eens had verdiept in wedstrijden van Kramnik, Ivanchuk of Svidler. En dan misschien op het einde een attractief toetje Morozevich.
Zuidersteeg, je hebt tegen Semak, Semshov en Zirjanov gezien wat er van komt als je niet de baas bent in de middencirkel. Als je dat centrum aan je tegenstander laat kan dat inderdaad de sfeer behoorlijk verzieken. We doen het tenslotte niet alléén voor de gezelligheid.

Blunders

Tot mijn grote verbazing en enigszins tot mijn schrik was de voorgaande En Passant maar liefst voor een kwart gevuld met blunders. Blijkbaar wordt er bij Schaakclub Groningen bijna net zoveel geblunderd als geschaakt.
Ik miste een verslag van Groningen 1 (die zijn wel zo verstandig om hun nederlagen niet al te breed uit te meten). Groningen 2: een heel kort verslagje van hun verloren wedstrijd. Van Groningen 4, 5, 6 en 8 alleen maar statistieken.
Wat wel te vinden was: de breed uitgemeten nederlaag en gelijk spel van het derde, en Groningen 7, die ook hun moeizame remises nog wel een verslag waard vinden. Maar dat was dan ook wel uit het hol van de leeuw weggesleept.
Daarna maar liefst tien pagina’s blunders, geredigeerd en becommentarieerd door Michiel Meewsen en een zootje handlangers.
Blunders kunnen zijn het weggeven van dames, f-pionnen cadeau doen, jezelf onnodig mat laten zetten, gewonnen stellingen weggeven, maar ook paarden laten stikken, giftige pionnen consumeren, te diep in een denktank kruipen, niet uit een denktank komen en andere vaagheden als geknoei, afschuwelijk geknoei en veronachtzamen van theorie. Een grote zonde, goed voor drie punten, is het niet insturen van blunders. Jawel, hier begint onze hersenspoeling.
Dat laatste dacht ik ook te kunnen doen. Ik wil namelijk niet in de blunderrubriek. Ik wil een goede partij spelen en winnen. Desnoods eervol verliezen, maar voor mijn blunders geneer ik mij en dat is blijkbaar nogal ouderwets.
Ik wist echter op de avond dat ik een gewonnen pionneneindspel tegen Wim Krijnen verprutste, dat ik al was gezien. Maar de dag erop gooide ik mijn broek met het notatieformulier nog in de achterzak in de wasmachine. Vergeten, echt.
Toen ik, geïndoctrineerd als ik inmiddels toch ben, aan de blunderredactie liet weten dat mijn blunder was weggespoeld, kreeg ik als antwoord dat men de situatie met analyse al van Peter B. had ontvangen. Michiel heeft overal informanten rondlopen die blunderaars die zelf niks insturen erbij lappen.
Het weekeinde daarop keek ik Das Leben der Anderen. Toen wist ik dat de informanten van de blunderstasi overal zitten. Niemand is veilig voor het Alziend Oog.
Zelfs kreeg ik laatst van Michiel een mailtje met de boodschap ‘ik weet waar je woont’.
Daarom mijn oproep: stop deze waanzin, ga weer schaken en schrijven over schaken. Dood aan de blunderrubriek.
Wir sind das Volk.

Romantiek

Na de eerste euforie over de wedstrijd Topalov-Kramnik volgde snel de ontnuchtering.
‘Dit is toch geen schaken meer’, of ‘waar is de romantiek van het schaken gebleven’, verzuchtte menig schaker nadat Topalov zijn aartsrivaal Kramnik (de man van de remise voor Groningen 1) op Corus met een spectaculaire variant van het bord had geveegd.
Met romantiek wordt doorgaans de eenzame schaker bedoeld, het genie dat niets tegenover zich heeft dan zijn tegenstander en die in volstrekte afzondering van de buitenwereld de man tegenover hem moet verslaan.
De klacht van de romantici is terecht. Deze manier van schaken, dit verhaal van het romantische schaak bestaat niet meer, gesteld dat het ooit bestaan heeft. Topschaak is een combinatie van geschiedenis en hogere wiskunde geworden.
Victor Kortsnoi zei zelfs over Corus-eindwinnaar Carlsen dat deze nog geen wereldkampioen kan en mag worden en geen toptoernooi zou mogen winnen omdat hij nog zoveel duizenden partijen niet heeft gezien. Kortsnoi zelf bakte er niet veel van in de seniorengroep.
Op Chessvibes stond een filmpje van Topalov voor de wedstrijd. Hij arriveerde als eerste aan het bord, deed een zet en wachtte daarna rustig de komst van Kramnik af.
Hij zat daar wat, armen over elkaar, en keek om zich heen als een roofdier dat in de verte zijn prooi recht op zich af ziet komen. Een man die wist dat er iets stond te gebeuren, dat hij binnen enkele uren de wereld in verbijstering zou achterlaten. Een veldheer die alles uiterst nauwkeurig heeft voorbereid en die zit te popelen om de vijand een mokerslag toe te brengen.
Volgens de verhalen na de wedstrijd had Topalovs secondant Cheparinov de gebruikte zet al drie jaar geleden te hebben ontdekt en talloze varianten, tot dertig zetten vooruit, tot in detail te hebben uitgerekend. Cheparinov had de truc best zelf mogen uitvoeren maar hij liet dit liever aan de meester zelf. Team Topalov besloot het vervolgens te bewaren voor een mooie gelegenheid.
En inderdaad, wie zou een beter slachtoffer zijn dan aartsvijand Kramnik, na alle oorlogen die zij al dan niet aan het bord hadden uitgevochten? Helaas was er geen beeldmateriaal van Kramnik op het moment dat de bijl viel.
Alles bij elkaar is dit waarschijnlijk ook weer een mooi verhaal en vooral een zoektocht naar nieuwe romantiek. Spannende en spectaculaire schaakverhalen levert het echter evengoed op.
Romantiek is voor losers.